VERLOREN DAGEN Verloren dagen dat wij niet te zamen zijn, wat lijdt gij lang! Mijn hart kan klagen bij zoeten uchtendschijn en breekt ten avondgang. Vaak rijst te nachte, wanneer de nacht te ruste legt elk ander leed, de smartgedachte dat gij vergeet. Uw woorden zweven en uw zoenen zijn om mij, ziel die mij kust. Ach, was maar even uw zwoegend hart mijn hart nabij, licht vond ik rust. Moest ik kiezen tusschen scheiden en den dood, ik koos het leven te verliezen, maar stierf om u, mijn lief genoot, een droeven dood. 80 Het boek der liefde, Amsterdam (J.M. Meulenhoff) 1921, 269 p. 149 Het beste uit de gedichten van De Clercq, Zeist 1932, 196 p.